De historie van de cither
Een boeiend instrument/een interessante ontwikkeling!
Meerdere instrumenten hebben zich ontwikkeld van volksinstrument tot een aan de conservatoria geaccepteerd instrument voor klassieke muziek.Ook de concertcither.De cither ontleent zijn naam (maar niet de vorm) aan het Griekse woord Kithara,zoals een soort lier in de oudheid werd genoemd.
Bij de lier en harpachtige instrumenten staan de snaren min of meer vertikaal op de klankbodem.Bij de cither,de gitaar en de psalter-achtigen lopen zij horizontaal over en parallel aan de klankkast.
De Kin uit China,de koto uit Japan,de Vina en de Sitar uit India vertonen meer overeenkomst met de cither en zijn misschien vroege voorlopers.
Zeker is,dat het “scheitholt”(gespleten stuk hout) de eigenlijke voorloper is van de cither in Europa.Dit “muziekinstrument”was niet anders dan een smalle,langwerpige rechthoekige doos met klankgat,aanvankelijk zonder bodem.Deze doos was voorzien van frets van ijzerdraad,waarover 1 a 2 melodiesnaren waren gespannen.Soms nog 1 of meer begeleidingssnaren.
Door de beperkte mogelijkheden raakte dit instrument vrijwel overal in onbruik.Alleen in de Alpen,waar de geïsoleerd levende en sterk traditioneel ingestelde bevolking van de bergen het”scheitholt” niet alleen in ere hielden,maar het bij de huisvlijt in de winterse dagen ontwikkelde en verbeterde.
Zo ontstond omstreeks 1650 de zogenaamde Krascither,zo geheten omdat de rechterhand met een staafje over de (dubbele) melodiesnaren tremoleerde of “kraste”,terwijl de tonen werden gevormd op de toets door twee vingers van de linkerhand.Aanvankelijk nog rechthoekig of wigvormig kreeg het instrument tussen 1650 en 1750 een ronding aan de achterzijde,waardoor het aantal begeleidingssnaren kon worden uitgebreid.
Uit de krascither werd tussen 1750 en 1850 de slagcither ontwikkeld.De duim van de rechterhand bespeelde de melodiesnaren met een duimplectrum.Er werden akkoorden mee “geslagen”.De overige vingers van de rechterhand bespeelden de het in het aantal steeds toenemende groepje begeleidingssnaren.De vingers van de linkerhand vormden de tonen van de melodie door het verkorten van de toetssnaren.In feite geschiedt dit nu nog.
In de Pinzgau,Hallein en Salzburg ontwikkelde zich de Salzburger- of Pinzgauer cither.Deze Salzburger cither werd de directe voorloper van de moderne concertcither.De toetsindeling was nog diatonisch en het aantal begeleidingssnaren liep op tot 12,zodat volledig tweehandig spel mogelijk was.De stemming zowel als de vorm was nog vrij willekeurig.De bouw en vormgeving door beroepsinstrumentenbouwers was pas begonnen.
In München ontwierp Nikolaus Weigel de chromatische toets-indeling en de quintenstemming van de begeleidingssnaren.Hij schreef de eerste citherschool en voerde het notenschrift in voor cither (linkerhand in vioolsleutel en rechterhand in bassleutel).De eerste echte concertcither werd volgens de principes van Weigel gebouwd in 1862 en wel door Max Amberger in München.Hij voerde gelijk de verlengde mensuur in voor de toetssnaren in.Tenslotte werd de moderne concertcither,zoals wij die nu kennen,pas ontwikkeld vanaf rond 1900 tot heden.
Naast de concertcither zijn er ook akkoordcithers, viool- en strijkcithers.Op het moment zijn spelers van al deze instrumenten bij onze bond aangesloten.